19. A - Plaatskenmerk

In dit hoofdstuk vindt u de algemene instructies over het invullen van het plaatskenmerk bij een catalografische beschrijving.

Dat neemt niet weg dat elke bibliotheek zal moeten bepalen hoe de eigen plaatskenmerken dienen geconstrueerd te worden.

Voor lokale toepassingen, zie:

  • Plaatskenmerken in UAntwerpen Unknown reference pk

19.1. Algemene toepassing

Het plaatskenmerk (plaatsnummer, signatuur of topografisch nummer) verwijst naar de vindplaats van het beschreven object in de bibliotheek.

Voorbeeld:

  • UA-CST: Leeszaal: LZ 330.1 G-JANS 2001

  • EHC: Magazijn: 500267

  • UA-CDE: Leeszaal A: GER 839.3 P-VUYK 72

  • KdG-ABK: ABK: monografieën: 022.52 SELS

Een plaatskenmerk hoort altijd bij een plaatskenmerk-genre dat de kenmerken van het plaatskenmerk bepaalt. Bij het beheer van de plaatskenmerk-genres in Brocade wordt uitgelegd hoe de meta-informatie dient ingevuld te worden.

Een specifiek plaatskenmerk wordt in Brocade geïdentificeerd met een p-loi. Bij een p-loi kunnen volumes voorkomen, en bij volumes exemplaren. Exemplaren worden in Brocade geïdentificeerd door o-lois.

Volgende velden kunnen ingevuld te worden:

19.2. Plaatskenmerkgegevens

De velden hieronder hebben alle betrekking op het geheel van een specifiek plaatskenmerk. Gegevens over een specifiek volume of exemplaar dienen te worden ingevuld bij de volumegegevens of bij de exemplaargegevens.

19.2.1. Aanwinst

Als het (nieuwe) bezit van de bibliotheek dient opgenomen te worden in de aanwinstenlijsten, dan dient dit vakje te worden aangevinkt.

Het al of niet aanvinken van dit vak is een beslissing die elke bibliotheek zelf neemt. Sommige bibliotheken kiezen er voor om bepaalde aanwinsten (bv. oudere werken uit schenkingen) toch niet in de aanwinstenlijsten op te nemen.

19.2.2. Instelling: genre

Dit is een verplicht veld. Hier wordt het genre plaatskenmerk ingevuld. Dat is altijd een combinatie van het acroniem van een catalografische instelling en een identificatie, gescheiden door een underscore.

Voorbeeld:

  • SESA-Mechelen_d-mc

  • TPC_na-m

19.2.3. Plaatskenmerk

Dit is een verplicht veld. Hier wordt het specifieke plaatskenmerk in de bibliotheek ingevuld.

19.2.4. Eigen identificatie

Dit veld wordt door Anet-bibliotheken niet gebruikt.

Bij niet-Anet-bibliotheken (bv. via een upload van Antilope records) kan hier de eigen identificatie van het plaatskenmerk worden vermeld.

19.2.5. Abonnement

In dit veld kan een verwijzing worden ingevuld naar het abonnement dat hoort bij dit plaatskenmerk. Op die manier kan in de catalogus informatie worden getoond uit het abonnement (bv. de laatst ontvangen nummers van een tijdschrift).

De exacte verwijzing dient dan ook te worden ingevuld in de specifieke kaart bij het abonnement.

Voorbeeld:

  • s:UH:12345:1. Deze zelfde vermelding moet ook in het betreffende abonnement worden ingevuld.

19.2.6. Bezit

Bij eendelige publicaties wordt geen bezit vermeld.

Bij meerdelige monografieën en bij periodieken moet het bezit worden aangegeven - zelfs al bezit de bibliotheek niet alle delen van de publicatie.

Voorbeeld:

  • Bezit: 1-17

  • Bezit: 1; 3; 7

  • Bezit: 1-3; 4:1-4:9

  • Bezit: 3-15(1961-1976); 19(1980)-

  • Bezit: 1-4; Suppl.

  • Bezit: 1-4; Teachers handbook

Bij een meerdelig werk wordt de niet sprekende deeltitel als volumeannotatie in het veld Noot bij volume opgenomen.

Als uit de verschillende delen niet kan opgemaakt worden wat het basiswerk is en wat de supplementen zijn, worden in het bezitsveld de titels van de delen opgenomen.

Voorbeeld:

  • Basiswerk; Supplement

  • 1-2; Oefenboek

  • Basiswerk; Teachers handbook

  • Basiswerk; 2 videocassettes

  • 2 videocassettes; Handleiding

  • Leerlingenboek; Leraarsboek; Oefeningen

  • Teachers manual; Students manual

Warning

Losbladige werken

Wanneer bij losbladige werken met regelmatige aanvullingen het abonnement wordt stopzet door een instelling dan wordt het werkelijke bezit door de instelling aangeduid in de plaatselijke annotatie met de taalonafhankelijke code <CT> (verwoord als: Aangevuld tot), de aflevering en de datum.

Voorbeeld:

  • <CT>: 42(1994)

Wanneer de uitgever de publicatie stopzet, dan worden de begin- en einddatum vermeld in het impressum.

19.2.7. Annotatie (pk-annotatie)

Annotaties die gelden voor alle exemplaren die bij een specifiek plaatskenmerk horen, worden als pk-annotatie opgenomen.

De opmerkingen worden in de catalogus getoond.

Voorbeeld:

  • Xerokopie (code <XER>)

  • Elektronisch gedownloade kopie (code <EDC>)

  • Convoluut (code <CON>)

  • Aangevuld tot (code <CT>): 42(1994)

  • Oude jr. MAG 3041/5

  • Lopende jrg: LZ 02:1

  • Met (code <WI>): index

  • 2 v. in 1 band(en) (code <BDN>)

Zie ook Annotatie in de bibliografische beschrijving.

Zie ook Taalonafhankelijke codes.

19.2.8. Afbeelding op etiket

Geef hier eventueel aan of het plaatskenmerk ook moet weergegeven worden door een afbeelding.

Sommige bibliotheken gebruiken de pictogrammen voor ZIZO voor kleuters.

19.2.9. Tekst op etiket

Geef hier de alternatieve tekst op die eventueel op het etiket moet vermeld worden.

19.3. Gegevens over het volume

In deze velden worden de gegevens genoteerd die betrekking hebben op alle exemplaren die bij een volume horen.

19.3.1. Volume/Deel

Als er volumegegevens dienen ingevuld te worden, dan is dit een verplicht veld.

Warning

Voor losse bijlagen die bij een exemplaar horen, worden geen aparte volumes of exemplaren aangemaakt. Ze worden in het bijlageveld bij het exemplaar genoteerd. Voor supplementen die uitleenbaar zijn, worden aparte volumes gemaakt.

19.3.1.1. Eendelige werken

Bij eendelige werken wordt in het volumeveld - ingevuld (koppelteken). Het koppelteken staat voor eendelig.

Warning

Voor uitleenbare supplementen bij eendelige werken worden aparte volumes gemaakt.

19.3.1.2. Meerdelige werken en periodieken

Voor alle afzonderlijke banden bij een meerdelig werk worden aparte Volume/Deel-velden aangemaakt in Brocade. In één band kunnen dus verschillende volumes aanwezig zijn.

  • De Volume/Deel-vermelding geeft een geconcentreerde aanduiding van de in de band aanwezig delen. Dikwijls is dat maar één deel; soms kunnen dat meerdere delen zijn. Bij de notatie wordt gebruik gemaakt van welbepaalde afkortingen.

Voor meerdeligen, en eendeligen met supplementen, en volumes van periodieken worden volgende algemene afspraken gevolgd:

  • Altijd Arabische cijfers.

  • Letters altijd in kapitalen.

  • Het eerste deel wordt van het tweede gescheiden door een dubbelepunt.

  • De volgende delen worden gescheiden door een komma.

  • Een constructie als Van ... tot ... wordt aangeduid door een streepje.

Voorbeeld:

  • deel 3, afdeling 1, fascicule 7 wordt 3:1,7

  • deel IV, band B wordt 4:B

  • deel B, band 4 wordt B:4

  • supplement bij deel 3 wordt 3:S

  • deel 1 en 2 in één band wordt 1-2

  • Kaartbladen 5 en 13 in één band wordt 5;13

  • Verklarende tekst kaartbladen 6 en 14 in één band wordt S:6;14

Warning

Deze afspraken zijn niet zonder belang! Immers, in de catalogus worden bij het plaatskenmerk de volumes gesorteerd, met het meest recente volume bovenaan (concreet: het hoogste nummer of de hoogste letter bovenaan). Het gebruik van andere karakters zou deze sortering zinloos maken. Gebruik dus zeker geen taalonafhankelijke codes in dit veld. Ze zullen overigens ook niet worden weergegeven in de catalogus.

19.3.1.3. Apart uitleenbare supplementen

Voor apart uitleenbare supplementen worden aparte volumes aangemaakt. Zie ook Afkortingen gebruikt in het volumeveld.

19.3.1.4. Afkortingen gebruikt in het volumeveld

Alle boekmaterialen die beschouwd worden als supplement worden ingevoerd met S. Meerdere supplementen worden aangeduid door middel van S:1, S:2.

Voor niet-boekmaterialen worden volgende afkortingen gebruikt. En taalonafhankelijke codes zijn hier niet toegelaten.

materiaal

Afkorting

Audiocassette

AC

Audioplaat

AP

Compactdisk

CD

Cdrom

CD-ROM

Dia's

DI

Dvd (alle soorten)

DVD

Floppydisk/diskette

FD

Kaart

K

Kit

KI

Microcard

MC

Microfiches, microfilm

MF

Magneetband

TA

Videocassette

VC

Voorbeeld:

Teach yourself Java in 21 days / Laura Lemay and Charles L. Perkins. - Indianapolis, Ind. : Sams, 1996. - 527 p. + 1 cd-rom. - ISBN 1-57521-030-4

  • Bezit: Basiswerk; 1 cd-rom

  • Volume: -

  • Volume: CD-ROM

Le Robert électronique / sous la red. de Alain Duval. - Paris : Dictionnaires Le Robert, 1989. - 1 cd-rom + handleiding

  • Bezit: 1 cd-rom; Handleiding

  • Volume: CD-ROM

  • Volume: S

Psycholinguistics / Pamela Gleason ; ed. by Jean Berko Gleason and Nan Bernstein Ratner. - Fort Worth, Tex. : Harcourt Brace Jovanovich, 1993. - 448 p. : ill. + Instructor's manual, 1 audio-cassette. - ISBN 0-03-055964-2.

  • Bezit: Basiswerk; Instructor's manual; 1 audio-cassette

  • Volume: -

  • Volume: S

  • Volume: AC

Español con Víctor / María Angeles Astray & Isable Cuadrado. - Genève : Institut Victor Ebner, 1987-1989. - 2 v. + Léxico español-francés, 3 videocassettes

  • Bezit: 1-2; Léxico español-francés; 3 videocassettes

  • Volume: 1

  • Volume: 2

  • Volume: S

  • Volume: VC:1

  • Volume: VC:2

  • Volume: VC:3

19.3.2. Noot bij volume

Bij ieder Volume/Deel kan een noot bij volume worden toegevoegd. Deze noot wordt in de catalogus getoond. Ook hier zijn taalonafhankelijke codes niet toegelaten.

Zie ook afkortingen gebruikt in het volumeveld.

Voorbeeld:

publicatie: Economics

  • omvangveld: 725 p.

  • begeleidend materiaal: Instructor's manual, Exercises

  • volume/deel: -

  • noot bij volume: Basiswerk

  • volume/deel: S:1

  • noot bij volume: Instructor's manual

  • volume/deel: S:2

  • noot bij volume: Exercises

publicatie: [Overdrukken] / Richard Philips

  • volume/deel: 1998:1

  • noot bij volume: Antilope, Bronco, Impala and Zebra: all animals running

publicatie: Nieuwe Winkler Prins encyclopedie

  • collatie: 4 v.

  • volume/deel: 1

  • noot bij volume: A-Else

  • volume/deel: 2

  • noot bij volume: Elsh-Lyth

  • volume/deel: 3

  • noot bij volume: M-Rose

  • volume/deel: 4

  • noot bij volume: Rose-Zype

andere voorbeelden:

  • Bezit: 7

    • Noot bij volume: Zuid-Afrika

  • Bezit: 2

    • Noot bij volume: Nederlands-Frans

  • Bezit: 3

    • Noot bij volume: V-Z

  • Bezit: 8

    • Noot bij volume: 1940-1945

19.4. Gegevens over het exemplaar

Bij een volume kunnen één of meer exemplaren voorkomen. Voor elk exemplaar worden exemplaargegevens ingevoerd.

Warning

Voor losse bijlagen die bij een exemplaar horen, worden geen aparte exemplaren of volumes aangemaakt. Ze worden in het bijlageveld bij het exemplaar genoteerd.

19.4.1. Sigillum

In dit veld kan een sigillum worden ingevuld.

Het sigillum is een exemplaargebonden code om bepaalde collecties, die men niet via andere kenmerken (bv. onderwerp, plaatskenmerk) kan herkennen, te identificeren.

Deze codes zijn instellingsgebonden. Informatie over het beheer van de sigilla is hier te vinden.

Voorbeeld:

  • EHC-AFP (Collectie Alfons Jozef Van de Perre)

  • AP-KC-Albert (Nalatenschap Karel Albert)

  • UA-ATOL (Schenking ATOL)

Zie ook Annotatie in de bibliografische beschrijving.

19.4.2. Annotatie (exemplaar-annotatie)

Annotaties die slechts gelden voor het gegeven exemplaar worden vermeld als exemplaargegevens. Meestal (maar niet altijd) worden gecodeerde annotaties gebruikt. Twee exemplaarannotaties worden gescheiden door spatie ; spatie.

Voorbeeld:

  • Met opdracht: <D>

  • Met opdracht van de auteur: <DA>

  • Met opdracht van de auteur aan ...: <DAT> Libert Vander Kercken

  • Met opdracht van ... aan ...: Lieven Rens <DBT> Libert Vander Kerken

  • Met opdracht van ... aan ...: Lieven Rens <DBT> Libert Vander Kerken, Ludo Simons, Max Wildiers

  • Genummerd exemplaar: 4<N>250

  • Genummerd exemplaar en Met opdracht van de auteur aan ...: 9<N>500 ; <DAT> Libert Vander Kerken

  • Titelpagina ontbreekt

Warning

Alle spitse haken (<>) van de taalonafhankelijke code in een annotatie worden voorafgegaan of gevolgd door een spatie. Alleen bij <N> genummerd exemplaar staan noch voor, noch achter de spitse haak spaties.

Voorbeeld:

  • Invoer: 6<N>50

  • Verwoording in OPAC: 6/50

Doorschoten of geïnterfolieerd document

Een doorschoten of geïnterfolieerd document is een exemplaar waar bladen blanco papier, bedoeld voor het maken van aantekeningen, ingevoegd worden tussen de bedrukte tekstbladen van een boek. Voor dit soort werken wordt in de exemplaarannotatie de taalonafhankelijke code <ILE> ingevoerd.

Druk/oplage informatie

Drukvermeldingen die in een publicatie voorkomen (die niet als editievermeldingen moeten beschouwd worden) kunnen genoteerd worden in de annotatie bij het exemplaar (en niet in het editieveld). De opname van die informatie is facultatief. Dat wil zeggen: als een bibliotheek er voor kiest. De opname ervan is dus niet verplicht.

De vermelding van een specifieke druk wordt letterlijk overgenomen uit de publicatie. Ze wordt ingevoerd, omsloten door specifieke tags, nl. #dr:[drukvermelding]#.

Die gegevens worden weggeschreven bij de uitgebreide objectinformatie in het veld druk. Na registratie wordt de drukvermelding in het catalografieformulier getoond als niet editeerbare tekst bij het exemplaar.

Om bestaande drukinformatie aan te passen, heeft de catalograaf 2 mogelijkheden:

  • ofwel wordt in de exemplaarannotatie een nieuwe drukvermelding getagd ingevoerd. Die overschrijft de bestaande drukvermelding.

  • ofwel wordt de drukinformatie direct aangepast in het formulier met uitgebreide objectinformatie (als er voor de bibliotheek in kwestie een uitgebreide objectenmodule is gedefinieerd, zoals voor het beschrijven van herkomstmerken en schadekenmerken). In dat formulier zijn extra tags overbodig.

Voorbeeld:

  • 2de druk wordt ingevoerd als #dr:2de druk#

  • 7th print wordt ingevoerd als #dr:7th print#

  • Achtste druk wordt ingevoerd als #dr:Achtste druk#

19.4.3. Interne noot

In een interne noot kunnen extra gegevens over een exemplaar worden genoteerd die in geen ander veld kunnen ingevuld worden. Over het gebruik van dit veld beslist elke bibliotheek zelf. Voor het invullen van dit veld bestaan dus geen Anet-regels.

Warning

Op dit veld wordt geen enkele controle uitgevoerd. Er kunnen verschillende gegevens van allerlei aard worden ingevuld. Indien het de bedoeling is om dit veld te gebruiken om systematisch bepaalde gegevens te noteren (bv. de prijs, enz.) dan is het best om die gegevens gestructureerd in te voeren. Vraag eventueel hulp aan Anet voor het gebruik van dit veld.

19.4.4. Leen objectklasse

De leen objectklasse bepaalt (samen met andere elementen buiten de catalografie) onder welke voorwaarden een object al of niet kan geleend worden.

Bij de keuze van een plaatskenmerkgenre wordt dit veld (na registratie van het plaatskenmerk) automatisch ingevuld, met de standaard objectklasse die gedefinieerd is in de meta-informatie van het genre. Het veld moet dus niet manueel ingevuld worden.

Als echter die default objectklasse niet voldoet voor dit exemplaar, dan kan die nog manueel worden gewijzigd.

19.4.5. IBL

Deze parameter wordt in Anet niet gebruikt. De beschikbaarheid voor IBL wordt in Anet/Brocade geregeld via andere parameters. Vink dit vakje dus nooit aan.

19.4.6. Bijlagen

In dit veld kan genoteerd worden hoeveel losse bijlagen bij een exemplaar horen. Dat is van belang in de leen, omdat daar het aantal bijlagen kan getoond worden bij een leenactie.

19.4.7. Nummer

Als er exemplaargegevens dienen ingevuld te worden, dan is dit een verplicht veld.

Het aantal nummers per exemplaar is in principe onbeperkt, maar de nummers moeten wel uniek zijn. Indien die nummers niet uniek zijn, kunnen ze immers niet gebruikt worden om, via dat nummer, onmiddellijk de beschrijving van de publicatie of van het object op te roepen. Dat kan tot problemen leiden in de catalografie en in de leen (uitleen van een verkeerd object).

Om die reden wordt aangeraden om bij de exemplaren toch zeker ook barcodes te gebruiken die de Anet-structuur volgen: een barcode die bestaat uit 12 cijfers.

Er bestaan verschillende soorten nummers die kunnen opgenomen worden. In Anet worden alleen de volgende nummers gebruikt:

19.4.7.1. Streepjescode

Streepjescodes zijn nummers die, door hun presentatie in streepjes, kunnen ingelezen worden door een leespen of scanner. Op die manier kan de uitleen vergemakkelijkt worden.

Aan de Anet-bibliotheken wordt aangeraden om Anet-streepjescodes te gebruiken. Die volgen een vaste structuur van 12 cijfers:

  • de eerste 4 cijfers zijn uniek per bibliotheek (bv. 0320 voor de vakbibliotheek Den Bell)

  • de volgende 7 cijfers vormen daarbinnen een volgnummer

  • het laatste cijfer is een controlecijfer. Bij het inscannen van de barcode wordt dat nummer niet in Brocade opgenomen.

Bij deze streepjescodes kan gegarandeerd worden dat ze, in Anet, uniek zijn.

Note

Als er in de catalografie een barcode wordt toegevoegd, die ook in de bestelmodule van Brocade aanwezig is, dan worden de bestelgegevens na registratie getoond onderaan in het catalografisch record.

19.4.7.2. Inventarisnummer

Een inventarisnummer is een nummer dat verwijst naar een aanwinstenregister: een nummer dat toegekend wordt bij het verwerven van een exemplaar.

In Anet is dit geen goed onderscheidend nummer om exemplaren te identificeren. Er is immers geen garantie op uniciteit, omdat bibliotheken gelijkaardige systemen voor aanwinstennummers kunnen hanteren. Het zou dus kunnen dat eenzelfde aanwinstennummer in meer dan één bibliotheek voorkomt.

Als echter bij een exemplaar naast een inventarisnummer ook een Anet-barcode wordt geregistreerd, kan een object wel uniek via de barcode worden opgeroepen.

19.4.7.3. Catalogusnummer

Het catalogusnummer wordt alleen door EHC gebruikt.

19.5. Bijzondere gevallen

Nieuw of gewijzigd!

Nieuw

Niet altijd is het mogelijk om met één plaatskenmerk de exacte locatie van een publicatie in de bibliotheek aan te geven. Dat kan het geval zijn bij meerdelige werken met sprekende deeltitels, die apart worden beschreven en die apart staan opgesteld. Om toch te kunnen aangeven wat de bibliotheek van de koepelbeschrijving bezit, kan een plaatskenmerk, met bezitsvermelding, worden gebruikt dat in de verwoording duidelijk maakt dat de delen verspreid staan.

Voorbeeld:

  • plaatskenmerk genre: UA-CST_cb-so

  • plaatskenmerk: Delen verspreid

  • bezit: 1-5

  • verwoording extra informatie in de opac: Zie afzonderlijke titels

Bij reeksen wordt in principe geen plaatskenmerk gebruikt. In de praktijk is het immers ondoenbaar om de bezitsaanduiding up to date te houden, telkens er een nieuw volume wordt verworven.

Maar in uitzonderlijke gevallen kan ook daar een (al of niet gelijkaardig) plaatskenmerk mét bezitsvermelding worden toegevoegd, als het gaat om reeksen die de bibliotheek systematisch volgt (een zogenaamd standing order, met een open bezit) of volgde (de acquisitie is stopgezet; met een gesloten bezit). Het moet dus telkens gaan om een betekenisvol bezit.